‘Ga je mee hardlopen?’ vroeg mijn tienerdochter. Hmm, daar moest ik even over nadenken. Op de middelbare school had ik altijd een bloedhekel aan hardlopen. Elke week zo hard mogelijk rennen rond het sportpark, want het telde mee voor een cijfer. Steek in je zij, buiten adem, nooit mijn favoriet. Maar vooruit, ik wilde het wel proberen. Een goed en gezond initiatief moet je tenslotte stimuleren.
Dus nadat ik een paar hardlopenschoenen had gehaald, moest ik eraan geloven. Mijn dochter is twintig centimeter langer dan ik. Die lange benen, gecombineerd met de natuurlijke conditie van een actieve 14-jarige, maakte dat ik haar bij lange na niet bijhield. Maar dat gaf niet, ieder op haar eigen tempo.
Ik rende een stuk, tot ik zo buiten adem was dat ik niet meer kon. Dan wandelde ik een stukje en herhaalde het geheel zich. Ondanks mijn aanvankelijke reserves, vond ik het ritme van het lopen wel fijn. Misschien zou het ooit nog wat worden, met mij en hardlopen.
De volgende dag kwam ik nauwelijks de trap af. Misschien toch een beetje te hard van stapel gelopen. Een weekje later heb ik het weer geprobeerd. Weer met een hoop spierpijn, maar met de hoop dat dat na verloop van tijd wel beter zou gaan. Ik ben zelfs aan het eind van de week nog een keer alleen gegaan.
Maar dat was ook de laatste keer. Er was altijd wel iets. Moe, druk met werk, slecht weer (wie begint dan ook in november met hardlopen?). Het was me wel duidelijk dat ik twee dingen nodig had voordat hardlopen bij mij kans van slagen had: enig benul hebben van wat ik aan het doen was en een stok achter de deur.
Aan het begin van het nieuwe jaar zag ik een flyer in de bibliotheek hangen. Hardloopclinic. Dat moest ik onthouden. Uiteindelijk heb ik er nog een tijdje op zitten broeden. Ik had niet zo’n zin om alleen te gaan. Dochterlief meevragen? ‘Ik ga niet met een stelletje vreemden hardlopen. Het zijn vast allemaal oude mensen,’ was haar reactie. Als je veertien bent is alles boven de 25 volgens mij oud en ik natuurlijk al helemaal.
Uiteindelijk bleef het in mijn hoofd zitten en heb ik gegoogled tot ik de website gevonden had. Runhappy.nl, dat was het. En toen heb ik de stoute schoenen aangetrokken en me opgegeven.
Op de dag van de eerste avond sloeg de twijfel nog wel even toe. Straks was het een groep met allemaal super sportieve mensen en was ik het kneusje dat erachteraan sukkelde. En wie weet vond ik het helemaal niet leuk. Zou ik het wel kunnen? Maar wie A zegt moet ook B zeggen.
We waren in totaal met een clubje van tien. Van uiteenlopende leeftijden, wat jonger dan ik en wat ouder. En allemaal beginners. Dat gaf me wel wat moed. Na een voorstelrondje en een warming-up begonnen we met onze eerste rondjes volgens het schema. Acht keer een halve minuut hardlopen, met anderhalve minuut wandelen ertussen. In je eigen tempo. Een halve minuut is voor iedereen te doen. Ergens zei een stemmetje wel dat een halve minuut niet veel is en dat ik me eigenlijk meer zou moeten inspannen. Tegelijkertijd was het een succeservaring. Dit kon ik in ieder geval! En omdat het goed is om je lichaam langzaam te laten wennen was dit voor nu genoeg.
Met het schema dat we mee naar huis kregen had ik een goede stok achter de deur. Als ik volgende week weer met de groep mee wilde komen, dan moest ik ook thuis aan de slag.
Het schema bouwde langzaam verder op. Elke keer dat het omhoog ging was het wel weer even een drempel. Dan had ik die week bijvoorbeeld drie dagen een schema met cycli van twee minuten gelopen. En dan was ik elke keer blij als de timer op mijn telefoon me vertelde dat die twee minuten voorbij waren en ik weer even kon wandelen en op adem komen. Hoe moest het dan ooit goedkomen als ik volgende week vier minuten aaneen moest lopen?
Het was maar goed dat we die stap omhoog maakten als we met elkaar waren. Door het tempo een beetje aan te passen bleken die vier minuten ook best goed te doen. En door die ervaring, durfde ik het ook aan om dat thuis te doen.
En ondertussen kregen we ook informatie over het hardlopen zelf. Over warming-up, over voorkomen van blessures, over de techniek van het lopen zelf. Aan mijn twee vereisten was voldaan. Het enige dat ik nu nog hoefde te doen was doorzetten en volhouden.
Het weer bleek niet altijd mee te werken. We hebben met elkaar gelopen in de regen. En eigenlijk was dat ook best te doen. Ook thuis ontkwam ik er niet altijd aan om in de regen te lopen, maar door te ervaren dat het niet eens zo erg is (en met een heerlijke warme douche na afloop in het vooruitzicht) heb ik ook geleerd dat een beetje water me niet tegen hoeft te houden. En achteraf de tevredenheid dat ik dat toch maar had gedaan.
Ergens rond de tijd dat we drie keer acht minuten liepen, heb ik een tempo gevonden dat me goed lag en dat ik ook een tijdje vol kon houden. Tot dan toe had ik me op de dinsdagavonden altijd ingehouden. Dat was tenslotte het moment dat het schema weer een stapje omhoog ging en ik wilde het wel volhouden. Maar eigenlijk vond ik het niet fijn lopen als ik het te rustig aan deed, daar kreeg ik kramp in mijn spieren van. Een ietsiepietsie sneller vond ik fijner en Karina hield ons voor dat we allemaal ons eigen tempo moesten lopen. Dat moest ik dan maar gaan doen.
Eigenlijk vond ik dat wel eng. Ik doe liever wat de rest ook doet en sneller lopen betekende dat ik voorop zou gaan lopen. Het was een hele overwinning om het wel te doen, maar het betekende wel dat ik fijner liep. Ik zou het iedereen aanraden, of het nu sneller of langzamer dan de rest is, uiteindelijk loop je het beste op je eigen manier. En het fijne van de groep is dat iedereen elkaar aanmoedigt, welk tempo je ook loopt. En dat stimuleert.
Nog een keer kwam er zo’n drempel, in week negen. Voor het eerst een half uur aaneen rennen. (‘Een half uur? Da’s lang!’) Volgens mij dacht iedereen er zo over. Maar goed, gewoon maar van start gaan en af en toe tegen mezelf zeggen: ‘Niet te hard, je moet een half uur.’ En toen ik voor het eerst de tijd hoorde hoefden we nog maar zes minuten en had ik nog zat reserve. Bij het fluitsignaal van het halve uur merkte ik echt wel dat ik wat gedaan had, maar toch had ik het gevoel: ‘Was dat nou alles?’
Eigenlijk wel gaaf. Meer dan zeven keer zo lang gelopen als op de eerste avond. En wel 60 keer zo lang aan een stuk. Daarbij voel ik me fitter en merkte ik dat ik na het sprintje om de bus te halen niet eens de rest van rit nodig heb om op adem te komen. Na het lopen ben ik altijd blij dat ik geweest ben (hoewel ik mezelf daarvoor soms eerst een schop onder mijn kont moet geven).
Vandaag mijn eerste vijf kilometer aan een stuk gelopen. Iets langer dan de dertig minuten die op het programma stond, maar een mooi rondje. En het was goed te doen. Eerlijk gezegd was ik twee maanden geleden een beetje sceptisch of ik wel een half uur achter elkaar zou kunnen lopen. Misschien deelden mijn medelopers die gedachte wel, maar het is ons gelukt!
Het wordt toch nog wel wat, met mij en hardlopen.